Product Overview
Samenvatting
'Ik ken geen muziekvorm waarvan de liefhebbers zo sterk verdeeld zijn als de jazz,' schrijft J. Bernlef in zijn jongste bundel essays over de geschiedenis van de jazzmuziek, een vervolg op zijn in 1993 verschenen Schiet niet op de pianist. Die verdeeldheid heeft ongetwijfeld te maken met de betrekkelijk korte geschiedenis en de bliksemsnelle ontwikkeling die de jazz de laatste honderd jaar heeft doorgemaakt Door die snelle ontwikkeling konden de liefhebbers naar hartelust met elkaar op de vuist, omdat die stijlen elkaar niet in afgesloten historische perioden opvolgden, maar lange tijd naast elkaar bleven bestaan.Bernlef steekt zijn eigen voorkeuren in deze bundel niet onder stoelen of banken, hij is polemisch en enthousiasmerend tegelijk. Hij beschrijft ons de teloorgang van het fenomeen Bill Evans, hij roept vanuit de melancholisch stemmende verte de muziek op die de Zweed Lars Gullin aan zijn bariton ontlokte. Hij beschrijft de hallucinaties die Bud Powell in zijn muziek de baas wordt en houdt een inspirerend interview met Charlie Parker. Maar ook de jazzfenomenen uit eigen land komen aan bod: Leo Cuypers, Misha Mengelberg, Guus Janssen. Hij besteedt aandacht aan componisten die zijdelings door de jazz werden beïnvloed zoals Charles Ives, Louis Andriessen en Robert Graettinger. En dan is er die onvermijdelijke vraag, of de kortstondige geschiedenis van de jazz niet meer is geweest dan een steekvlam in de geschiedenis van de muziek. Dreigt deze kunst van het improviseren niet te verdwijnen in andere muziekvormen? Wie Bernlef leest over de musici en componisten die hij met zoveel enthousiasme voor het voetlicht brengt, zal onmiddellijk op zoek gaan naar de platen en cd's, waar de momentane schoonheid voor de eeuwigheid is vastgelegd.