Product Overview
Samenvatting
Zuiver poëticale geschriften zijn in de Nederlandstalige renaissance tot circa 1670 tamelijk uitzonderlijk. De meeste moedertalige inzichten moeten worden onteend aan inleidende of afsluitende beschouwingen binnen langere teksten, aan wat her en der verspreide opmerkingen in losse gedichten, dicht- en briefwisselingenen aan opdrachten. Niet alleen de kwantiteit, maar ook de kwaliteit stelt teleur. Voor zijn onderzoek naar aard en functie van de stijldeugd 'brevitas' heeft Jeroen Jansen daarom ook alternatieve circuits bestudeerd: ideeën omtrent stijl en imitatie in het internationale Neolatijnse circuit en stilistische denkbeelden in het politieke en hoofse milieu. Het boek is opgebouwd uit drie delen die de stilistische problematiek vanuit verschillende invalshoeken belichten. In het eerste deel van het boek staat de functie van teksten als leidend stijlprincipe centraal. Hier gaat het om stijlmiddelen (beleren, vermaken) die een auteur kan hanteren om een bepaalde tekst optimaal op de beoogde lezer af te stemmen. Het in het tweede deel behandelde verschijnsel imitatie betreft direct of indirect de stijlkeuze van een auteur op grond van traditie, individuele factoren en/of genre-conventies. In het derde deel tenslotte begeeft Jansen zich met het hof en de politiek als richtsnoer voor stijlopvattingen op een grensvlak van de klassieke rhetorica. Door de 'brevitas' centraal te stellen is een grote variëteit aan rhetoricale en poëticale nevenverschijnselen mede ontwerp van deze studie geworden. Daarom is dit standaardwerk over de 'brevitas' mede een studie geworden over de 'virtutes dicendi' in het algemeen, over de 'elocutio' binnen de renaissancistische poëtica en over de rhetoricale middelen waarmee een schrijfstijl zich kan vormen en ontwikkelen. Tevens werpt dit boek licht op de positie van de Nederlandse stijltheorie binnen het internationale discours.